Informatie over het woord ik (Nederlands → Esperanto: mi)

Synoniem: ’k

Woordsoortpersoonlijk voornaamwoord
Uitspraak/ɪk/
Afbrekingik
Genitiefmijner /ˈmɛinər/
Datiefmij /mɛi/, me /mə/
Accusatiefmij, me

Voorbeelden van gebruik

Ik vind het goed van opa dat hij geld geeft aan het WNF.
Nou wilde ik vragen hoe oud de boeken zijn en hoeveel ze ongeveer waard zijn.
Ik vraag me af waar dit heen leidt!
Ik heet Annemarie, maar mijn vrienden noemen mij Doddeltje.
Ik maak over het algemeen wel die indruk.
Het was mij namelijk niet gelukt mijn tegenstander buiten westen te slaan.
Ik heb overvloed en u hebt moeilijkheden.
Gedenk mijner, mijn God!
De grond werd mij te heet onder de voeten.
Ik kan ook slechts gehoorzamen aan mij gegeven orders.
Laat hem in de zitkamer en zeg dat ik zo kom.
Ik ga een minuut of tien de tuin in.
Ze zei tegen me dat ze helemaal geen TV wilde kijken.
Ik heb geantwoord dat ik ingevolge zijn schrijven bij deze verzocht mij de kopie die te zijnen huize te mijner beschikking was, te doen toekomen.
Hij zei dat ik mijn regenjas moest aantrekken.
Deze aantijging maakt mij razend!
Gisteravond ben ik aangekomen.
Ik heb nog tegen hem gezegd hoe aardig ik zo’n houtvuur vond.
Ik ben een alleenstaande vrouw die zwemt in het geld.
Ik ben ’n totale mislukking als ’t gaat om plantenverzorging!

Vertalingen

Afrikaansek
Albaneesunë
Catalaansjo
Deensjeg
Duitsich
EngelsI
Engels (Oudengels)ic
Esperantomi
Faeröerseg
Finsminä
Fransje
Grieksεγώ
Grieks (Oudgrieks)ἐγώ
Hawaiaansau
Hongaarsén
IJslandség
Italiaansio
Jamaicaans Creoolsmi
Jiddischאיך
Luxemburgsech
Maleisaku; saya
Nederduitsik
Noorsjeg
Papiamentsmi; ami
Poolsja
Russischя
Saterfriesiek
SchotsA
Schots-Gaelischmi
Spaansyo
Srananmi
Swahilimimi
Thaisฉัน
Tsjechisch
Welsfi; i
Westerlauwers Friesik
Zweedsjag