Informatie over het woord biechten (Nederlands → Esperanto: konfesi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbixtə(n)/
Afbrekingbiech·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) biecht(ik) biechtte
(jij) biecht(jij) biechtte
(hij) biecht(hij) biechtte
(wij) biechten(wij) biechtten
(jullie) biechten(jullie) biechtten
(gij) biecht(gij) biechttet
(zij) biechten(zij) biechtten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) biechte(dat ik) biechtte
(dat jij) biechte(dat jij) biechtte
(dat hij) biechte(dat hij) biechtte
(dat wij) biechten(dat wij) biechtten
(dat jullie) biechten(dat jullie) biechtten
(dat gij) biechtet(dat gij) biechttet
(dat zij) biechten(dat zij) biechtten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
biechtbiecht
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
biechtend, biechtende(hebben) gebiecht

Voorbeelden van gebruik

Later biechtte hij bij de priester.

Vertalingen

Duitsbeichten
Engelsconfess
Esperantokonfesi