Informatie over het woord glijden (Nederlands → Esperanto: glisi)

Synoniemen: een glijvlucht maken, zweefvliegen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɣlɛi̯də(n)/, /ˈɣlɛi̯jə(n)/
Afbrekingglij·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) glij, glijd(ik) gleed
(jij) glijdt(jij) gleed
(hij) glijdt(hij) gleed
(wij) glijden(wij) gleden
(jullie) glijden(jullie) gleden
(gij) glijdt(gij) gleedt
(zij) glijden(zij) gleden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) glijde(dat ik) glede
(dat jij) glijde(dat jij) glede
(dat hij) glijde(dat hij) glede
(dat wij) glijden(dat wij) gleden
(dat jullie) glijden(dat jullie) gleden
(dat gij) glijdet(dat gij) gledet
(dat zij) glijden(dat zij) gleden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
glij, glijdglijdt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
glijdend, glijdende(hebben/zijn) gegleden

Vertalingen

Duitsgleiten; segeln
Engelsglide; plane
Esperantoglisi
Fransplaner
Portugeesplanar