Informatie over het woord storten (Nederlands → Esperanto: ŝutiĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈstɔrtə(n)/
Afbrekingstor·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) stort(hij) stortte
(zij) storten(zij) stortten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) storte(dat hij) stortte
(dat zij) storten(dat zij) stortten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
stortend, stortende(zijn) gestort

Voorbeelden van gebruik

De regen stortte naar beneden of er miljoenen kranen waren opengedraaid.

Vertalingen

Engelspour
Esperantoŝutiĝi
Portugeesderramar‐se