Synoniemen: nijdig, gramstorig, kwaad, vergramd, boos
Woordsoort | bijwoord |
---|
Uitspraak | /ˈtornəx/ |
---|
Afbreking | toor·nig |
---|
Hij stond op, nam jas en hoed en begaf zich naar beneden, waar zijn meester hem toornig tegemoet trad.
Hij kon niet uitspreken want zijn woorden ontstemden Horrel Hork, die hem toornig ter zijde stiet.
„Wat verbeeldt die Dorknoper zich wel?” mompelde hij toornig.