Informatie over het woord wenden (Nederlands → Esperanto: ĝiri)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋɛndə(n)/
Afbrekingwen·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) wend(ik) wendde
(jij) wendt(jij) wendde
(hij) wendt(hij) wendde
(wij) wenden(wij) wendden
(jullie) wenden(jullie) wendden
(gij) wendt(gij) wenddet
(zij) wenden(zij) wendden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) wende(dat ik) wendde
(dat jij) wende(dat jij) wendde
(dat hij) wende(dat hij) wendde
(dat wij) wenden(dat wij) wendden
(dat jullie) wenden(dat jullie) wendden
(dat gij) wendet(dat gij) wenddet
(dat zij) wenden(dat zij) wendden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
wendwendt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
wendend, wendende(hebben) gewend

Vertalingen

Duitswenden; herumreißen
Esperantoĝiri