Informatie over het woord toveren (Nederlands → Esperanto: sorĉi)

Synoniemen: beheksen, betoveren, heksen, tsjoenen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈtovərə(n)/
Afbrekingto·ve·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) tover(ik) toverde
(jij) tovert(jij) toverde
(hij) tovert(hij) toverde
(wij) toveren(wij) toverden
(jullie) toveren(jullie) toverden
(gij) tovert(gij) toverdet
(zij) toveren(zij) toverden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) tovere(dat ik) toverde
(dat jij) tovere(dat jij) toverde
(dat hij) tovere(dat hij) toverde
(dat wij) toveren(dat wij) toverden
(dat jullie) toveren(dat jullie) toverden
(dat gij) toveret(dat gij) toverdet
(dat zij) toveren(dat zij) toverden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
tovertovert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
toverend, toverende(hebben) getoverd

Voorbeelden van gebruik

Hij toverde vlug Hurtiancz’ hoed enkele maten groter en dus toen de opvliegende magiër zijn hoofddeksel op zijn hoofd drukte, zakte het ding aan de achterkant bijna tot op zijn schouders, terwijl van voren nog slechts de punt van zijn formidabele neus te zien was.

Vertalingen

Catalaansencantar; encisar; fetillar
Duitshexen; Zauberei treiben; zaubern
Engelsbewitch; charm; enchant
Esperantosorĉi
Faeröersganda
Finstaikoa
Fransensorceler
Papiamentstover
Portugeesenfeitiçar
Saterfriesoogenferköäkelje
Spaansembrujar; hechizar
Srananobya
Westerlauwers Friestoverje
Zweedstrolla