Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) stigmatiseer | (ik) stigmatiseerde |
(jij) stigmatiseert | (jij) stigmatiseerde |
(hij) stigmatiseert | (hij) stigmatiseerde |
(wij) stigmatiseren | (wij) stigmatiseerden |
(jullie) stigmatiseren | (jullie) stigmatiseerden |
(gij) stigmatiseert | (gij) stigmatiseerdet |
(zij) stigmatiseren | (zij) stigmatiseerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) stigmatisere | (dat ik) stigmatiseerde |
(dat jij) stigmatisere | (dat jij) stigmatiseerde |
(dat hij) stigmatisere | (dat hij) stigmatiseerde |
(dat wij) stigmatiseren | (dat wij) stigmatiseerden |
(dat jullie) stigmatiseren | (dat jullie) stigmatiseerden |
(dat gij) stigmatiseret | (dat gij) stigmatiseerdet |
(dat zij) stigmatiseren | (dat zij) stigmatiseerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
stigmatiseer | stigmatiseert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
stigmatiserend, stigmatiserende | (hebben) gestigmatiseerd |