Informatie over het woord stemmen (Nederlands → Esperanto: voĉdoni)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈstɛmə(n)/
Afbrekingstem·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stem(ik) stemde
(jij) stemt(jij) stemde
(hij) stemt(hij) stemde
(wij) stemmen(wij) stemden
(jullie) stemmen(jullie) stemden
(gij) stemt(gij) stemdet
(zij) stemmen(zij) stemden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) stemme(dat ik) stemde
(dat jij) stemme(dat jij) stemde
(dat hij) stemme(dat hij) stemde
(dat wij) stemmen(dat wij) stemden
(dat jullie) stemmen(dat jullie) stemden
(dat gij) stemmet(dat gij) stemdet
(dat zij) stemmen(dat zij) stemden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stemstemt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
stemmend, stemmende(hebben) gestemd

Vertalingen

Catalaansvotar
Duitsstimmen
Engelsvote
Esperantovoĉdoni
Saterfriesvotierje
Spaansvotar