Informatie over het woord versplinteren (Nederlands → Esperanto: dissplitigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈsplɪntərə(n)/
Afbrekingver·splin·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) versplinter(ik) versplinterde
(jij) versplintert(jij) versplinterde
(hij) versplintert(hij) versplinterde
(wij) versplinteren(wij) versplinterden
(jullie) versplinteren(jullie) versplinterden
(gij) versplintert(gij) versplinterdet
(zij) versplinteren(zij) versplinterden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) versplintere(dat ik) versplinterde
(dat jij) versplintere(dat jij) versplinterde
(dat hij) versplintere(dat hij) versplinterde
(dat wij) versplinteren(dat wij) versplinterden
(dat jullie) versplinteren(dat jullie) versplinterden
(dat gij) versplinteret(dat gij) versplinterdet
(dat zij) versplinteren(dat zij) versplinterden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
versplinterversplintert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
versplinterend, versplinterende(hebben) versplinterd

Voorbeelden van gebruik

De stormen versplinterden huizen en tilden personenwagen en zelfs schoolbussen op alsof het speelgoed was.

Vertalingen

Esperantodissplitigi; spliti; splitigi