Synoniemen: rondbrieven, rondzeggen, uitstrooien
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈrɔntfərtɛlə(n)/ |
---|
Afbreking | rond·ver·tel·len |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) vertel rond | (ik) vertelde rond |
(jij) vertelt rond | (jij) vertelde rond |
(hij) vertelt rond | (hij) vertelde rond |
(wij) vertellen rond | (wij) vertelden rond |
(jullie) vertellen rond | (jullie) vertelden rond |
(gij) vertelt rond | (gij) verteldet rond |
(zij) vertellen rond | (zij) vertelden rond |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) rondvertelle | (dat ik) rondvertelde |
(dat jij) rondvertelle | (dat jij) rondvertelde |
(dat hij) rondvertelle | (dat hij) rondvertelde |
(dat wij) rondvertellen | (dat wij) rondvertelden |
(dat jullie) rondvertellen | (dat jullie) rondvertelden |
(dat gij) rondvertellet | (dat gij) rondverteldet |
(dat zij) rondvertellen | (dat zij) rondvertelden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
vertel rond | vertelt rond |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
rondvertellend, rondvertellende | (hebben) rondverteld |