Informatie over het woord aftakken (Nederlands → Esperanto: disbranĉigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑftɑkə(n)/
Afbrekingaf·tak·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) tak af(ik) takte af
(jij) takt af(jij) takte af
(hij) takt af(hij) takte af
(wij) takken af(wij) takten af
(jullie) takken af(jullie) takten af
(gij) takt af(gij) taktet af
(zij) takken af(zij) takten af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) aftakke(dat ik) aftakte
(dat jij) aftakke(dat jij) aftakte
(dat hij) aftakke(dat hij) aftakte
(dat wij) aftakken(dat wij) aftakten
(dat jullie) aftakken(dat jullie) aftakten
(dat gij) aftakket(dat gij) aftaktet
(dat zij) aftakken(dat zij) aftakten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
tak aftakt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
aftakkend, aftakkende(hebben) afgetakt

Vertalingen

Engelsbranch
Esperantodisbranĉigi
Portugeesdesgalhar