Informatie over het woord afhaken (Nederlands → Esperanto: dekroĉi)

Synoniem: loshaken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfɦakə(n)/
Afbrekingaf·ha·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) haak af(ik) haakte af
(jij) haakt af(jij) haakte af
(hij) haakt af(hij) haakte af
(wij) haken af(wij) haakten af
(jullie) haken af(jullie) haakten af
(gij) haakt af(gij) haaktet af
(zij) haken af(zij) haakten af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afhake(dat ik) afhaakte
(dat jij) afhake(dat jij) afhaakte
(dat hij) afhake(dat hij) afhaakte
(dat wij) afhaken(dat wij) afhaakten
(dat jullie) afhaken(dat jullie) afhaakten
(dat gij) afhaket(dat gij) afhaaktet
(dat zij) afhaken(dat zij) afhaakten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
haak afhaakt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afhakend, afhakende(hebben) afgehaakt

Voorbeelden van gebruik

Maar haak niet af als u nog niet zo ver bent.

Vertalingen

Catalaansdesenganxar; despenjar
Duitsabhaken; von einem Haken lösen; von einem Haken abnehmen
Engelsunhook
Esperantodekroĉi; malkroĉi
Spaansdescolgar; desenganchar