Synoniemen: afschenken, decanteren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɑfxitə(n)/ |
---|
Afbreking | af·gie·ten |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) giet af | (ik) goot af |
(jij) giet af | (jij) goot af |
(hij) giet af | (hij) goot af |
(wij) gieten af | (wij) goten af |
(jullie) gieten af | (jullie) goten af |
(gij) giet af | (gij) goot af |
(zij) gieten af | (zij) goten af |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) afgiete | (dat ik) afgote |
(dat jij) afgiete | (dat jij) afgote |
(dat hij) afgiete | (dat hij) afgote |
(dat wij) afgieten | (dat wij) afgoten |
(dat jullie) afgieten | (dat jullie) afgoten |
(dat gij) afgietet | (dat gij) afgotet |
(dat zij) afgieten | (dat zij) afgoten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
giet af | giet af |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
afgietend, afgietende | (hebben) afgegoten |