Informatie over het woord smijten (Nederlands → Esperanto: ĵetegi)

Synoniemen: kwakken, slingeren, lazeren, keilen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsmɛi̯tə(n)/
Afbrekingsmij·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) smijt(ik) smeet
(jij) smijt(jij) smeet
(hij) smijt(hij) smeet
(wij) smijten(wij) smeten
(jullie) smijten(jullie) smeten
(gij) smijt(gij) smeet
(zij) smijten(zij) smeten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) smijte(dat ik) smete
(dat jij) smijte(dat jij) smete
(dat hij) smijte(dat hij) smete
(dat wij) smijten(dat wij) smeten
(dat jullie) smijten(dat jullie) smeten
(dat gij) smijtet(dat gij) smetet
(dat zij) smijten(dat zij) smeten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
smijtsmijt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
smijtend, smijtende(hebben) gesmeten

Voorbeelden van gebruik

Cugel griste een van de lege emmers en smeet die Nissifer in het gezicht.
Smijt met geld.

Vertalingen

Afrikaansslinger
Duitsschmeißen; schleudern
Engelsdash; fling
Esperantoĵetegi