Informatie over het woord stomen (Nederlands → Esperanto: vaporveturi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/stomə(n)/
Afbrekingsto·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stoom(ik) stoomde
(jij) stoomt(jij) stoomde
(hij) stoomt(hij) stoomde
(wij) stomen(wij) stoomden
(jullie) stomen(jullie) stoomden
(gij) stoomt(gij) stoomdet
(zij) stomen(zij) stoomden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) stome(dat ik) stoomde
(dat jij) stome(dat jij) stoomde
(dat hij) stome(dat hij) stoomde
(dat wij) stomen(dat wij) stoomden
(dat jullie) stomen(dat jullie) stoomden
(dat gij) stomet(dat gij) stoomdet
(dat zij) stomen(dat zij) stoomden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stoomstoomt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
stomend, stomende(zijn) gestoomd

Voorbeelden van gebruik

Met de kadavers langszij werd langzaam noordwaarts gestoomd.

Vertalingen

Esperantovaporveturi