Informatie over het woord bedriegen (Nederlands → Esperanto: trompi)

Synoniemen: belazeren, misleiden, besodemieteren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈdriɣə(n)/
Afbrekingbe·drie·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bedrieg(ik) bedroog
(jij) bedriegt(jij) bedroog
(hij) bedriegt(hij) bedroog
(wij) bedriegen(wij) bedrogen
(jullie) bedriegen(jullie) bedrogen
(gij) bedriegt(gij) bedroogt
(zij) bedriegen(zij) bedrogen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bedriege(dat ik) bedroge
(dat jij) bedriege(dat jij) bedroge
(dat hij) bedriege(dat hij) bedroge
(dat wij) bedriegen(dat wij) bedrogen
(dat jullie) bedriegen(dat jullie) bedrogen
(dat gij) bedrieget(dat gij) bedroget
(dat zij) bedriegen(dat zij) bedrogen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bedriegbedriegt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bedriegend, bedriegende(hebben) bedrogen

Voorbeelden van gebruik

De wereld wil bedrogen worden.
Soms kunnen je ogen je bedriegen.
Misschien bedrieg jij jezelf door vooringenomenheid.
Schijn bedriegt.
Voor geld doen ze alles, maar probeer ze nooit te bedriegen.
Wie bedriegt hier wie?

Vertalingen

Catalaansdecebre; enganyar
Deensbedrage
Duitsäffen; betrügen; hintergehen; täuschen
Engelscheat; deceive; delude; mislead; trick; beguile; dupe
Esperantotrompi
Faeröerslumpa; snýta; svíkja
Finspettää
Franstricher; tromper
IJslandssvíkja
Italiaansbeffare; imbrogliare; ingannare; truffare
Luxemburgsbedréien
Noorssnyte; bedra
Portugeesburlar; embair; enganar; fraudar; iludir; lograr; ludibriar
Saterfriesbedrjooge; oapje
Spaansengañar
Sranankasyo; kori; ley
Turksaldatmak
Westerlauwers Friesbedraaie; bemiterje; ferrifelje
Zweedsbedra; bedraga; lura; narra