Informatie over het woord ontvolken (Nederlands → Esperanto: senpopoligi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔntˈfɔlkə(n)/
Afbrekingont·vol·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ontvolk(ik) ontvolkte
(jij) ontvolkt(jij) ontvolkte
(hij) ontvolkt(hij) ontvolkte
(wij) ontvolken(wij) ontvolkten
(jullie) ontvolken(jullie) ontvolkten
(gij) ontvolkt(gij) ontvolktet
(zij) ontvolken(zij) ontvolkten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ontvolke(dat ik) ontvolkte
(dat jij) ontvolke(dat jij) ontvolkte
(dat hij) ontvolke(dat hij) ontvolkte
(dat wij) ontvolken(dat wij) ontvolkten
(dat jullie) ontvolken(dat jullie) ontvolkten
(dat gij) ontvolket(dat gij) ontvolktet
(dat zij) ontvolken(dat zij) ontvolkten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ontvolkontvolkt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ontvolkend, ontvolkende(hebben) ontvolkt

Voorbeelden van gebruik

We weten alleen dat een onbekende bende in het bezit van een dodelijke stof is waarmee zij de ganse aardbol kan ontvolken.

Vertalingen

Engelsdepopulate
Esperantosenpopoligi