Synoniemen: afmeten, meten, opmeten, opnemen, uitmeten
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈrujə(n)/ |
---|
Afbreking | roei·en |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) roei | (ik) roeide |
(jij) roeit | (jij) roeide |
(hij) roeit | (hij) roeide |
(wij) roeien | (wij) roeiden |
(jullie) roeien | (jullie) roeiden |
(gij) roeit | (gij) roeidet |
(zij) roeien | (zij) roeiden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) roeie | (dat ik) roeide |
(dat jij) roeie | (dat jij) roeide |
(dat hij) roeie | (dat hij) roeide |
(dat wij) roeien | (dat wij) roeiden |
(dat jullie) roeien | (dat jullie) roeiden |
(dat gij) roeiet | (dat gij) roeidet |
(dat zij) roeien | (dat zij) roeiden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
roei | roeit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
roeiend, roeiende | (hebben) geroeid |