Synoniemen: hompelen, kreupel lopen, mank lopen, trekken
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɦɪŋkə(n)/ |
---|
Afbreking | hin·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) hink | (ik) hinkte |
(jij) hinkt | (jij) hinkte |
(hij) hinkt | (hij) hinkte |
(wij) hinken | (wij) hinkten |
(jullie) hinken | (jullie) hinkten |
(gij) hinkt | (gij) hinktet |
(zij) hinken | (zij) hinkten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) hinke | (dat ik) hinkte |
(dat jij) hinke | (dat jij) hinkte |
(dat hij) hinke | (dat hij) hinkte |
(dat wij) hinken | (dat wij) hinkten |
(dat jullie) hinken | (dat jullie) hinkten |
(dat gij) hinket | (dat gij) hinktet |
(dat zij) hinken | (dat zij) hinkten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
hink | hinkt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
hinkend, hinkende | (hebben) gehinkt |
Hinkend ging hij terug aan dek en sjorde alles zo vast mogelijk.
Met zijn zwaard in zijn hand hinkte Nestor verder langs de eindeloze bochten van het ravijn.
Hij zag Tannahill naar een stoel hinken en gaan zitten.