Informatie over het woord sluiten (Nederlands → Esperanto: fermi)

Synoniemen: dichtdoen, dichtmaken, toedoen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈslœy̯tə(n)/
Afbrekingslui·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) sluit(ik) sloot
(jij) sluit(jij) sloot
(hij) sluit(hij) sloot
(wij) sluiten(wij) sloten
(jullie) sluiten(jullie) sloten
(gij) sluit(gij) sloot
(zij) sluiten(zij) sloten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) sluite(dat ik) slote
(dat jij) sluite(dat jij) slote
(dat hij) sluite(dat hij) slote
(dat wij) sluiten(dat wij) sloten
(dat jullie) sluiten(dat jullie) sloten
(dat gij) sluitet(dat gij) slotet
(dat zij) sluiten(dat zij) sloten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
sluitsluit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
sluitend, sluitende(hebben) gesloten

Voorbeelden van gebruik

Is de deur goed gesloten?
Toen sloot hij de deur en startte de motoren.
Voor de meeste ramen waren de jaloezieën gesloten.
De meeste winkels waren gesloten.

Vertalingen

Afrikaanssluit; toemaak
Catalaanstancar
Deenslukke
Duitsschließen; verschließen; zumachen; abschließen; beenden; abstellen; stillegen; abdrehen; zudrehen; einschließen; stecken
Engelsclose; shut
Engels (Oudengels)fordyttan; lucan
Esperantofermi
Faeröerslata aftur
Finssulkea
Fransfermer
Italiaanschiudere
Latijnclaudere
Papiamentssera
Poolszamykać
Portugeesfechar
Roemeensînchide
Russischзакрывать; закрыть
Saterfriesfersluute; pänje; sluute; ticht moakje
Schotsclose
Spaanscerrar
Thaisปิด
Tsjechischzavírat; zavřít
Turkskapamak
Welscau
Westerlauwers Friestichtdwaan