Informatie over het woord besturen (Nederlands → Esperanto: piloti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈstyːrə(n)/
Afbrekingbe·stu·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bestuur(ik) bestuurde
(jij) bestuurt(jij) bestuurde
(hij) bestuurt(hij) bestuurde
(wij) besturen(wij) bestuurden
(jullie) besturen(jullie) bestuurden
(gij) bestuurt(gij) bestuurdet
(zij) besturen(zij) bestuurden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) besture(dat ik) bestuurde
(dat jij) besture(dat jij) bestuurde
(dat hij) besture(dat hij) bestuurde
(dat wij) besturen(dat wij) bestuurden
(dat jullie) besturen(dat jullie) bestuurden
(dat gij) besturet(dat gij) bestuurdet
(dat zij) besturen(dat zij) bestuurden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bestuurbestuurt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
besturend, besturende(hebben) bestuurd

Voorbeelden van gebruik

De NAVO is begonnen met het trainen van Oekraïense gevechtspiloten, zodat ze F‐16‐straaljagers kunnen besturen.

Vertalingen

Esperantopiloti
Westerlauwers Friesbestjoere