Informatie over het woord afstijgen (Nederlands → Esperanto: deiri)

Synoniemen: afgaan, afstappen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfstɛi̯ɣə(n)/
Afbrekingaf·stij·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stijg af(ik) steeg af
(jij) stijgt af(jij) steeg af
(hij) stijgt af(hij) steeg af
(wij) stijgen af(wij) stegen af
(jullie) stijgen af(jullie) stegen af
(gij) stijgt af(gij) steegt af
(zij) stijgen af(zij) stegen af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afstijge(dat ik) afstege
(dat jij) afstijge(dat jij) afstege
(dat hij) afstijge(dat hij) afstege
(dat wij) afstijgen(dat wij) afstegen
(dat jullie) afstijgen(dat jullie) afstegen
(dat gij) afstijget(dat gij) afsteget
(dat zij) afstijgen(dat zij) afstegen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stijg afstijgt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afstijgend, afstijgende(zijn) afgestegen

Voorbeelden van gebruik

Het duurde niet lang of Frodo moest van zijn pony afstijgen en te voet verdergaan.
De deftige vreemdeling steeg van het paard af en bond het dier aan een paaltje.

Vertalingen

Esperantodeiri