Informatie over het woord gebit (Nederlands → Esperanto: dentaro)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ɣəˈbɪt/
Afbrekingge·bit
Geslachtonzijdig
Meervoudgebitten

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
gebitjegebitjes

Voorbeelden van gebruik

Toen spleet zijn gezicht in een brede glimlach waardoor zijn slechte gebit te zien kwam.

Vertalingen

DuitsGebiß; Zähne
Engelsteeth
Esperantodentaro
Italiaansdentatura; denti
Portugeesdentadura; dentama
SaterfriesBit; Gebit
Westerlauwers Friesgebyt
Zweedsbett