Information about the word weeklagen (Dutch → Esperanto: lamenti)

Synonyms: jammeren, lamenteren, steen en been klagen

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) weeklaag(ik) weeklaagde
(jij) weeklaagt(jij) weeklaagde
(hij) weeklaagt(hij) weeklaagde
(wij) weeklagen(wij) weeklaagden
(jullie) weeklagen(jullie) weeklaagden
(gij) weeklaagt(gij) weeklaagdet
(zij) weeklagen(zij) weeklaagden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) weeklage(dat ik) weeklaagde
(dat jij) weeklage(dat jij) weeklaagde
(dat hij) weeklage(dat hij) weeklaagde
(dat wij) weeklagen(dat wij) weeklaagden
(dat jullie) weeklagen(dat jullie) weeklaagden
(dat gij) weeklaget(dat gij) weeklaagdet
(dat zij) weeklagen(dat zij) weeklaagden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
weeklaagweeklaagt
Participles
Present participlePast participle
weeklagend, weeklagende(hebben) geweeklaagd

Translations

Afrikaansweeklaag
Englishlament; wail
Esperantolamenti; vekrii
Faeroesevena seg
Finnishvalitella
Frenchse lamenter
Germanjammern; lamentieren
Latinlamentari
Portugueselamentar‐se; queixar‐se
Russianахать
Saterland Frisianjammerje; jauelje; jauerje; jöäselje; kloagje; stänne; suchtje