Information über das Wort bombarderen (Niederländisch → Esperanto: bombi)

WortartVerb
Aussprache/bɔmbɑrˈdeːrə(n)/
Trennungbom·bar·de·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) bombareer(ik) bombardeerde
(jij) bombareert(jij) bombardeerde
(hij) bombareert(hij) bombardeerde
(wij) bombarderen(wij) bombardeerden
(jullie) bombarderen(jullie) bombardeerden
(gij) bombareert(gij) bombardeerdet
(zij) bombarderen(zij) bombardeerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) bombardere(dat ik) bombardeerde
(dat jij) bombardere(dat jij) bombardeerde
(dat hij) bombardere(dat hij) bombardeerde
(dat wij) bombarderen(dat wij) bombardeerden
(dat jullie) bombarderen(dat jullie) bombardeerden
(dat gij) bombarderet(dat gij) bombardeerdet
(dat zij) bombarderen(dat zij) bombardeerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
bombareerbombareert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
bombarderend, bombarderende(hebben) gebombardeerd

Gebrauchsbeispiele

Ik vraag het omdat er kans is dat we gebombardeerd worden.
De presidentiële adviseur Oleksij Arestovyč zei zaterdag op de Oekraïense televisie dat de Russische luchtmacht de staalfabriek van Azovstalʹ bombardeert en dat grondtroepen het complex bestormen.
En wilt u dat wij ze bombarderen?
Ze bombarderen ons!
Ook is het mogelijk dat Nederlandse F‐16’s dan toch gaan bombarderen.
Legervliegtuigen bombardeerden vrijdag posities van opstandelingen.
Daar voor u is gebombardeerd terrein.

Übersetzungen

DeutschBomben werfen auf
Englischbomb
Esperantobombi
Türkischbombalamak