Information über das Wort bombarderen (Niederländisch → Esperanto: bombardi)

Synonyme: bekogelen, beschieten

WortartVerb
Aussprache/bɔmbɑrˈdeːrə(n)/
Trennungbom·bar·de·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) bombardeer(ik) bombardeerde
(jij) bombardeert(jij) bombardeerde
(hij) bombardeert(hij) bombardeerde
(wij) bombarderen(wij) bombardeerden
(jullie) bombarderen(jullie) bombardeerden
(gij) bombardeert(gij) bombardeerdet
(zij) bombarderen(zij) bombardeerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) bombardere(dat ik) bombardeerde
(dat jij) bombardere(dat jij) bombardeerde
(dat hij) bombardere(dat hij) bombardeerde
(dat wij) bombarderen(dat wij) bombardeerden
(dat jullie) bombarderen(dat jullie) bombardeerden
(dat gij) bombarderet(dat gij) bombardeerdet
(dat zij) bombarderen(dat zij) bombardeerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
bombardeerbombardeert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
bombarderend, bombarderende(hebben) gebombardeerd

Übersetzungen

Deutschbeschießen; bombardieren
Englischbombard
Esperantobombardi
Französischbombarder
Katalanischbombar
Papiamentobombardiá
Portugiesischbombardear
Spanischbombardear
Tschechischbombardovat