Information über das Wort houwen (Niederländisch → Esperanto: bati)

Synonyme: klappen, meppen, slaan

WortartVerb
Aussprache/ˈɦɑu̯ʋə(n)/
Trennunghou·wen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) houw(ik) houwde
(jij) houwt(jij) houwde
(hij) houwt(hij) houwde
(wij) houwen(wij) houwden
(jullie) houwen(jullie) houwden
(gij) houwt(gij) houwdet
(zij) houwen(zij) houwden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) houwe(dat ik) houwde
(dat jij) houwe(dat jij) houwde
(dat hij) houwe(dat hij) houwde
(dat wij) houwen(dat wij) houwden
(dat jullie) houwen(dat jullie) houwden
(dat gij) houwet(dat gij) houwdet
(dat zij) houwen(dat zij) houwden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
houwhouwt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
houwend, houwende(hebben) gehouwen

Übersetzungen

Afrikaansslaan
Albanischgoditje
Dänischslå
Deutschhauen; schlagen; prügeln; klopfen; aufschlagen; schlagen gegen; prasseln gegen; peitschen gegen
Englischbeat; hit; strike; wallop; jab; belabour; belt
Englisch (Altenglisch)swingan
Esperantobati
Färöerischberja; sláa
Finnischlyödä
Französischbattre; frapper; heurter
Isländischslá
Italienischbattere; colpire
Jamaikanisches Kreolischlik; hit
Jiddischשלאָגן
Katalanischbategar; batre; castigar; copejar; espetegar; pegar; picar
Lateinbattuere; fligere; pellere; pulsare
Luxemburgischschloen
Norwegischslå
Papiamentobati; dal; gòlpi
Polnischbić
Portugiesischbater; dar pancada; maçar; malhar
Rumänischbate
Russischбить
Saterfriesischbuukje; haue; rammelje; slo
Schottisch Gälischbuail
Schwedischbanka; drabba; slå
Scotsbeat
Spanischbatir; golpear; pegar
Srananfon; naki
Thaiตี
Tschechischbíti
Ungarischür; ver
Westfriesischhuffe; reitsje; slaan