Information über das Wort naaien (Niederländisch → Esperanto: kudri)

WortartVerb
Aussprache/ˈnaːjə(n)/
Trennungnaai·en

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) naai(ik) naaide
(jij) naait(jij) naaide
(hij) naait(hij) naaide
(wij) naaien(wij) naaiden
(jullie) naaien(jullie) naaiden
(gij) naait(gij) naaidet
(zij) naaien(zij) naaiden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) naaie(dat ik) naaide
(dat jij) naaie(dat jij) naaide
(dat hij) naaie(dat hij) naaide
(dat wij) naaien(dat wij) naaiden
(dat jullie) naaien(dat jullie) naaiden
(dat gij) naaiet(dat gij) naaidet
(dat zij) naaien(dat zij) naaiden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
naainaait
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
naaiend, naaiende(hebben) genaaid

Gebrauchsbeispiele

Maar z’n naam staat op een etiket dat z’n kleermaker in een zak van een pak van ’m genaaid heeft: Simon Templar!

Übersetzungen

Afrikaansnaai
Dänischsy
Deutschheften; nähen
Englischsew
Esperantokudri
Färöerischseyma
Finnischommella
Französischcoudre
Jiddischנייען
Katalanischcosir
Luxemburgischbitzen
Norwegischsy
Papiamentokose
Portugiesischcoser; costurar
Saterfriesischsäie
Schwedischsy
Spanischcoser
Sranannay
Ungarischvarr
Westfriesischnaaie; nuddelje