Information über das Wort beëindigen (Niederländisch → Esperanto: fini)

Synonyme: afmaken, afsluiten, besluiten, uitmaken, voleindigen, een eind maken aan, eindigen, klaar zijn met

WortartVerb
Aussprache/bəɛi̯ndəɣə(n)/
Trennungbe·ein·di·gen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) beëindig(ik) beëindigde
(jij) beëindigt(jij) beëindigde
(hij) beëindigt(hij) beëindigde
(wij) beëindigen(wij) beëindigden
(jullie) beëindigen(jullie) beëindigden
(gij) beëindigt(gij) beëindigdet
(zij) beëindigen(zij) beëindigden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) beëindige(dat ik) beëindigde
(dat jij) beëindige(dat jij) beëindigde
(dat hij) beëindige(dat hij) beëindigde
(dat wij) beëindigen(dat wij) beëindigden
(dat jullie) beëindigen(dat jullie) beëindigden
(dat gij) beëindiget(dat gij) beëindigdet
(dat zij) beëindigen(dat zij) beëindigden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
beëindigbeëindigt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
beëindigend, beëindigende(hebben) beëindigd

Gebrauchsbeispiele

De dorpelingen hadden hun tocht inmiddels beëindigd.
Toen ze haar gebed beëindigde, liet ze voor het eerst haar ogen op Tarzan rusten.
In januari 2009 besluit Rusland alle gastoevoer aan de Oekraïne te beëindigen.

Übersetzungen

Afrikaansbeëindig
Dänischfuldende
Deutschbeschließen; enden; beenden; endigen; beendigen; erledigen; vollenden; abschließen; schließen; einstellen
Englischfinish; terminate; conclude; bring to an end
Esperantofini
Färöerischenda
Finnischlopetta
Französischcesser; finir; terminer
Italienischfinire; terminare
Katalanischacabar; finir; terminar
Papiamentofinalisá; kaba; terminá
Polnischkończyć
Portugiesischacabar; encerrar; finalizar; terminar
Rumänischtermina
Saterfriesischbe‐eendje; besluute; eendigje; eendje; oumoakje
Schwedischfullborda; ända
Spanischacabar; terminar
Thaiจบ; เสร็จ
Türkischbitirmek
Westfriesischbesljochtsje; dien meitsje; ôfmeitsje; klear wêze mei