Information über das Wort aangrijpen (Niederländisch → Esperanto: ekkapti)

Synonyme: bemachtigen, grijpen, te pakken krijgen, vastgrijpen

WortartVerb
Aussprache/ˈaŋɣrɛi̯pə(n)/
Trennungaan·grij·pen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) grijp aan(ik) greep aan
(jij) grijpt aan(jij) greep aan
(hij) grijpt aan(hij) greep aan
(wij) grijpen aan(wij) grepen aan
(jullie) grijpen aan(jullie) grepen aan
(gij) grijpt aan(gij) greept aan
(zij) grijpen aan(zij) grepen aan
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) aangrijpe(dat ik) aangrepe
(dat jij) aangrijpe(dat jij) aangrepe
(dat hij) aangrijpe(dat hij) aangrepe
(dat wij) aangrijpen(dat wij) aangrepen
(dat jullie) aangrijpen(dat jullie) aangrepen
(dat gij) aangrijpet(dat gij) aangrepet
(dat zij) aangrijpen(dat zij) aangrepen
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
grijp aangrijpt aan
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
aangrijpend, aangrijpende(hebben) aangegrepen

Gebrauchsbeispiele

Hij heeft de kans aangegrepen om deze invloed te bestrijden.

Übersetzungen

Dänischgribe
Deutschgreifen; angreifen; ergreifen; zugreifen; zupacken; auffangen
Englischgrasp; seize; snatch
Englisch (Altenglisch)gripan
Esperantoekkapti
Französischagripper; saisir
Italienischafferrare
Papiamentokohe; koi
Saterfriesischgriepe; oungriepe; pakje
Spanischagarrar; apoderarse de; asir; coger
Sranangrabu
Tschechischchytit; uchopit
Westfriesischbeetkrije; beetpakke; gripe