Information über das Wort richten (Niederländisch → Esperanto: direkti)

Synonym: mennen

WortartVerb
Aussprache/ˈrɪxtə(n)/
Trennungrich·ten

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) richt(ik) richtte
(jij) richt(jij) richtte
(hij) richt(hij) richtte
(wij) richten(wij) richtten
(jullie) richten(jullie) richtten
(gij) richt(gij) richttet
(zij) richten(zij) richtten
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) richte(dat ik) richtte
(dat jij) richte(dat jij) richtte
(dat hij) richte(dat hij) richtte
(dat wij) richten(dat wij) richtten
(dat jullie) richten(dat jullie) richtten
(dat gij) richtet(dat gij) richttet
(dat zij) richten(dat zij) richtten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
richtricht
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
richtend, richtende(hebben) gericht

Gebrauchsbeispiele

Hij hield de pas in en richtte zijn lorgon op het toneeltje.
Neem niet de moeite om te richten.
Onze geweren zijn op u gericht.
De drie mannen in het elzenbosje richtten hun geweren.

Übersetzungen

Afrikaansrig
Dänischstyrre
Deutschdirigieren; führen; richten; steuern; leiten; lenken
Englischdirect; steer; address
Esperantodirekti
Färöerischráða; stjórna
Finnischsuunnata
Französischdiriger
Katalanischdirigir
Niederdeutschrichten
Papiamentostür
Portugiesischdirigir; encaminhar; gerir; governar; guiar
Rumänischdirecționa; ghida
Saterfriesischdirigierje; fiere; gjuchte; stjuure
Spanischdirigir
Tschechischřídit
Ungarischirányít
Westfriesischoanstjoere