Informasie oor die woord aangrenzend (Nederlands → Esperanto: najbara)

Sinonieme: aanliggend, naburig

Woordsoortbyvoeglike naamwoord
Uitspraak/aŋˈɣrɛnzənt/
Afbrekingaan·gren·zend

Verbuiging

Predikatief
AttributiefOnbepaaldManlike en vroulike meervoudaangrenzende
Onsydige enkelvoudaangrenzend
Meervoudaangrenzende
Bepaaldaangrenzende
Partitiefaangrenzends

Voorbeelde van gebruik

Toen ik ontwaakte, hoorde ik mijn oom in de aangrenzende kamer druk spreken.
Hoppy begaf zich naar het aangrenzende vertrek.

Vertalinge

Duitsangrenzend; anstoßend; benachbart
Engelsadjacent; neighbouring; abutting
Esperantonajbara
Fransadjacent
Hongaarsszomszédos
Italiaansvicino
Portugeespróximo
Saterfriesangränsjend; ansteetend; in de Noaberskup
Spaansadyacente; contiguo; vecino
Tsjeggiesokolní; přilehlý; sousedící; sousední; vedlejší
Wes‐Friesneistlizzend