Informasie oor die woord waaien (Nederlands → Esperanto: blovi)

Sinonieme: blazen, blazen op

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋaːjə(n)/
Afbrekingwaai·en

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(hij) waait(hij) waaide, woei
(zij) waaien(zij) waaiden, woeien
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat hij) waaie(dat hij) waaide, woeie
(dat zij) waaien(dat zij) waaiden, woeien
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
waaiend, waaiende(hebben) gewaaid

Voorbeelde van gebruik

Op dat moment woei er een kille windvlaag om de hoek, die een groot aantal papiertjes meevoerde.
De zon scheen over de bergen in het oosten en de warme wind die ’s nachts was gaan waaien, droeg de belofte met zich van het naderende voorjaar.
Daar woei echter slechts de koude nachtwind en in de lucht waren alleen voortdrijvende wolkenflarden te bespeuren.

Vertalinge

Deensblæse
Duitsblasen; wehen; pusten
Engelsblow
Engels (Ou Engels)ablawan; blawan
Esperantoblovi
Faroëesblása
Finspuhaltaa
Franssouffler
Hawaiïesulu; unu; pā; pahi; pā makani; papā
Hongaarsfúj
Italiaanssoffiare
Jamaikaanse Patoisbluo
Jiddisjבלאָזן
Katalaansbufar
Latyninflare
Luxemburgsblosen
Maleisembus … mengembus; meniup; tiup
Noorsblåse
Papiamentsblas; supla
Poolsdmuchać
Portugeessoprar
Russiesдуть
Saterfriesbloasje; waaie
Skots-Gaeliesbeum; sèid
Spaanssoplar
Srananbro; wai
Sweedsblåsa
Thaiเป่า; พัด
Tsjeggiesfoukat
Wes‐Friesblaze