Informasie oor die woord waaien (Nederlands → Esperanto: ventumi)

Sinonieme: frisse lucht toewaaien, wannen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋaːjə(n)/
Afbrekingwaai·en

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) waai(ik) waaide, woei
(jij) waait(jij) waaide, woei
(hij) waait(hij) waaide, woei
(wij) waaien(wij) waaiden, woeien
(jullie) waaien(jullie) waaiden, woeien
(gij) waait(gij) waaidet, woeit
(zij) waaien(zij) waaiden, woeien
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) waaie(dat ik) waaide, woeie
(dat jij) waaie(dat jij) waaide, woeie
(dat hij) waaie(dat hij) waaide, woeie
(dat wij) waaien(dat wij) waaiden, woeien
(dat jullie) waaien(dat jullie) waaiden, woeien
(dat gij) waaiet(dat gij) waaidet, woeiet
(dat zij) waaien(dat zij) waaiden, woeien
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
waaiwaait
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
waaiend, waaiende(hebben) gewaaid

Vertalinge

Duitsfächeln; wedeln
Engelsfan
Esperantoventumi
Portugeesabanar; joeirar; ventilar
Saterfrieskranselje; swoormje; waaierje; wimmelje
Spaansabanicar