Informasie oor die woord verwittigen (Nederlands → Esperanto: sciigi)

Sinonieme: bekendmaken, in kennis stellen, kond doen van, mededelen, melden, op de hoogte brengen, aanzeggen, verluiden, te kennen geven, laten weten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈʋɪtəɣə(n)/
Afbrekingver·wit·ti·gen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) verwittig(ik) verwittigde
(jij) verwittigt(jij) verwittigde
(hij) verwittigt(hij) verwittigde
(wij) verwittigen(wij) verwittigden
(jullie) verwittigen(jullie) verwittigden
(gij) verwittigt(gij) verwittigdet
(zij) verwittigen(zij) verwittigden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) verwittige(dat ik) verwittigde
(dat jij) verwittige(dat jij) verwittigde
(dat hij) verwittige(dat hij) verwittigde
(dat wij) verwittigen(dat wij) verwittigden
(dat jullie) verwittigen(dat jullie) verwittigden
(dat gij) verwittiget(dat gij) verwittigdet
(dat zij) verwittigen(dat zij) verwittigden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
verwittigverwittigt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
verwittigend, verwittigende(hebben) verwittigd

Voorbeelde van gebruik

Hoogheid, we waren niet verwittigd van uw komst!
Wat aardig van je dat je me daar zo vroeg van komt verwittigen.

Vertalinge

Afrikaansaankondig; bekendmaak; te kenne gee
Deensmeddele
Duitsangeben; mitteilen; verkünden; ankündigen; melden; wissen lassen; benachrichtigen
Engelsinform
Engels (Ou Engels)acyþan
Esperantosciigi
Faroëeslata vita; siga frá
Fransapprendre à; faire part de
Grieksαγγέλω
Hongaarstudat
Italiaansinsegnare
Nederduitsmelden
Poolszawiadomić
Portugeesinformar; noticiar; notificar
Saterfriesankännigje; anreeke; meedeele
Spaansdivulgar; enterar; hacer saber; informar
Sweedstillkännagiva
Thaiแจ้ง
Wes‐Friesoansizze; bekendmeitsje