Sinonieme: toekijken, toezien, uitkijken, zien
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈkɛi̯kə(n)/ |
---|
Afbreking | kij·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(ik) kijk | (ik) keek |
(jij) kijkt | (jij) keek |
(hij) kijkt | (hij) keek |
(wij) kijken | (wij) keken |
(jullie) kijken | (jullie) keken |
(gij) kijkt | (gij) keekt |
(zij) kijken | (zij) keken |
Aanvoegende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(dat ik) kijke | (dat ik) keke |
(dat jij) kijke | (dat jij) keke |
(dat hij) kijke | (dat hij) keke |
(dat wij) kijken | (dat wij) keken |
(dat jullie) kijken | (dat jullie) keken |
(dat gij) kijket | (dat gij) keket |
(dat zij) kijken | (dat zij) keken |
Gebiedende wys |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
kijk | kijkt |
Deelwoorde |
---|
Teenwoordige deelwoord | Verlede deelwoord |
---|
kijkend, kijkende | (hebben) gekeken |
De barman kwam naar het raam en keek naar buiten.
Ze twijfelde er niet aan of hij kon door muren kijken als hij dat wilde.
Cleci ging naar de open deur en keek de nauwe straat in.
Ze liep naar de badkamer en keek in de spiegel.