Informasie oor die woord aanhouden (Nederlands → Esperanto: aresti)

Sinonieme: arresteren, inrekenen, in verzekerde bewaring nemen, oppakken, in hechtenis nemen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈanɦɑu̯̯də(n)/
Afbrekingaan·hou·den

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) hou aan, houd aan(ik) hield aan
(jij) houdt aan(jij) hield aan
(hij) houdt aan(hij) hield aan
(wij) houden aan(wij) hielden aan
(jullie) houden aan(jullie) hielden aan
(gij) houdt aan(gij) hieldt aan
(zij) houden aan(zij) hielden aan
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) aanhoude(dat ik) aanhielde
(dat jij) aanhoude(dat jij) aanhielde
(dat hij) aanhoude(dat hij) aanhielde
(dat wij) aanhouden(dat wij) aanhielden
(dat jullie) aanhouden(dat jullie) aanhielden
(dat gij) aanhoudet(dat gij) aanhieldet
(dat zij) aanhouden(dat zij) aanhielden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hou aan, houd aanhoudt aan
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
aanhoudend, aanhoudende(hebben) aangehouden

Voorbeelde van gebruik

Hij werd al op 14 april aangehouden.
De man die in de kamer van Pelosi zat, werd vrijdag aangehouden in zijn woonplaats in de staat Arkansas.
Collega’s van de twee agenten konden snel daarna de vijf mannen aanhouden.

Vertalinge

Afrikaansarresteer; in hegtenis neem; aankeer
Deensarrestere
Duitsfestnehmen; verhaften; arrestieren
Engelsarrest; apprehend; detain
Esperantoaresti
Faroëeshandtaka; seta fastan
Fransarrêter
Hongaarsletartóztat
Italiaansarrestare
Katalaansarrestar; detenir
Luxemburgsverhaften
Papiamentsarestá; detené
Portugeesapreender; apresar; capturar; prender
Russiesарестовать; арествать
Saterfriesarrestierje; fäästnieme; ferhaftje
Spaansarrestar; detener
Sweedsanhålla; arrestera; häkta
Tsjeggieszatknout
Wes‐Friesoppakke; oanhâlde