Informasie oor die woord aanhouden (Nederlands → Esperanto: prokrasti)

Sinonieme: uitstellen, verdagen, verschuiven

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈanɦɑu̯də(n)/
Afbrekingaan·hou·den

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) hou aan, houd aan(ik) hield aan
(jij) houdt aan(jij) hield aan
(hij) houdt aan(hij) hield aan
(wij) houden aan(wij) hielden aan
(jullie) houden aan(jullie) hielden aan
(gij) houdt aan(gij) hieldt aan
(zij) houden aan(zij) hielden aan
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) aanhoude(dat ik) aanhielde
(dat jij) aanhoude(dat jij) aanhielde
(dat hij) aanhoude(dat hij) aanhielde
(dat wij) aanhouden(dat wij) aanhielden
(dat jullie) aanhouden(dat jullie) aanhielden
(dat gij) aanhoudet(dat gij) aanhieldet
(dat zij) aanhouden(dat zij) aanhielden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hou aan, houd aanhoudt aan
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
aanhoudend, aanhoudende(hebben) aangehouden

Vertalinge

Afrikaansuitstel
Deensudsætte
Duitsaufschieben; fristen; stunden; vertagen; verzögern
Engelsdelay; postpone; adjourn; defer; procrastinate; shelve; put off
Esperantoprokrasti
Faroëesbíða við; drála
Fransajourner; différer; reculer; renvoyer; retarder; suspendre
Hongaarshalaszt; halogat
Katalaansretardar
Papiamentsaplasá
Poolsodkładać; przesuwać
Portugeesadiar; procrastinar
Roemeensîntârzia
Saterfriesaplätte; apschuuwe; apskuuwe
Spaansaplazar; diferir