Informasie oor die woord toepassen (Nederlands → Esperanto: apliki)

Sinonieme: aanwenden, doorvoeren, in toepassing brengen, treffen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈtupɑsə(n)/
Afbrekingtoe·pas·sen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) pas toe(ik) paste toe
(jij) past toe(jij) paste toe
(hij) past toe(hij) paste toe
(wij) passen toe(wij) pasten toe
(jullie) passen toe(jullie) pasten toe
(gij) past toe(gij) pastet toe
(zij) passen toe(zij) pasten toe
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) toepasse(dat ik) toepaste
(dat jij) toepasse(dat jij) toepaste
(dat hij) toepasse(dat hij) toepaste
(dat wij) toepassen(dat wij) toepasten
(dat jullie) toepassen(dat jullie) toepasten
(dat gij) toepasset(dat gij) toepastet
(dat zij) toepassen(dat zij) toepasten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
pas toepast toe
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
toepassend, toepassende(hebben) toegepast

Voorbeelde van gebruik

Zijn oog was gevallen op de kroonlijst van de kast en de bewerking die de schilder Terpen Tijn erop had toegepast, scheen hem onaangenaam te treffen.
Het maakt daarbij eigenlijk niet uit welke methode wordt toegepast.

Vertalinge

Afrikaanstoepas
Deensanvende
Duitsanwenden; verwenden; verabreichen; auftragen; anbringen; auflegen
Engelsapply
Esperantoapliki
Faroëesnýta
Fransappliquer; pratiquer
Hongaarsapplikál
Italiaansapplicare
Katalaansaplicar
Papiamentsadaptá; apliká
Portugeesaplicar; por em prática
Roemeensaplica
Saterfriesanweende; benutsje; bruuke; ferweende
Spaansaplicar; emplear
Tsjeggiespoužít; upotřebit; užívat
Wes‐Friesbrûke