Informasie oor die woord verwisselen (Nederlands → Esperanto: konfuzi)

Sinonieme: dooreenhalen, van zijn stuk brengen, verwarren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈʋɪsələ(n)/
Afbrekingver·wis·se·len

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) verwissel(ik) verwisselde
(jij) verwisselt(jij) verwisselde
(hij) verwisselt(hij) verwisselde
(wij) verwisselen(wij) verwisselden
(jullie) verwisselen(jullie) verwisselden
(gij) verwisselt(gij) verwisseldet
(zij) verwisselen(zij) verwisselden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) verwissele(dat ik) verwisselde
(dat jij) verwissele(dat jij) verwisselde
(dat hij) verwissele(dat hij) verwisselde
(dat wij) verwisselen(dat wij) verwisselden
(dat jullie) verwisselen(dat jullie) verwisselden
(dat gij) verwisselet(dat gij) verwisseldet
(dat zij) verwisselen(dat zij) verwisselden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
verwisselverwisselt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
verwisselend, verwisselende(hebben) verwisseld

Vertalinge

Afrikaansverwar
Deensforvirre
Duitsin Unordnung bringen; in Verwirrung bringen; verwirren; konfus machen; irre machen; aus dem Konzept bringen; den Kopf verdrehen; verlegen machen; durcheinanderbringen; verwechseln; bestürzt machen; verworren machen
Engelsconfuse; puzzle; bemuse; bewilder; perplex; addle; disarrange; disarray; befuddle
Esperantokonfuzi; maldistingi
Faroëesørkymla
Finshämmentää
Fransconfondre; troubler
Katalaansconfondre
Papiamentskonfundí
Portugeesatrapalhar; confundir; perturbar
Roemeensîncurca
Saterfriesferballerje; ferbiesterje; in Ferbiesterenge brange; in Uunstjuur brange; tulterje