Informasie oor die woord verwisselen (Nederlands → Esperanto: interŝanĝi)

Sinonieme: inruilen, inwisselen, ruilen, uitwisselen, verruilen, wisselen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈʋɪsələ(n)/
Afbrekingver·wis·se·len

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) verwissel(ik) verwisselde
(jij) verwisselt(jij) verwisselde
(hij) verwisselt(hij) verwisselde
(wij) verwisselen(wij) verwisselden
(jullie) verwisselen(jullie) verwisselden
(gij) verwisselt(gij) verwisseldet
(zij) verwisselen(zij) verwisselden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) verwissele(dat ik) verwisselde
(dat jij) verwissele(dat jij) verwisselde
(dat hij) verwissele(dat hij) verwisselde
(dat wij) verwisselen(dat wij) verwisselden
(dat jullie) verwisselen(dat jullie) verwisselden
(dat gij) verwisselet(dat gij) verwisseldet
(dat zij) verwisselen(dat zij) verwisselden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
verwisselverwisselt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
verwisselend, verwisselende(hebben) verwisseld

Voorbeelde van gebruik

De figuur toont de activiteiten met hun tijdsduur vanaf het moment dat de bestuurder een lekke band bemerkt, totdat hij het wiel verwisseld heeft en wegrijdt.
Alles wat hij te doen had, was dus zijn wagen voor een andere verwisselen en dit zou naar zijn mening geen moeilijkheid opleveren.

Vertalinge

Deensudskifte
Duitsaustauschen; auswechseln; umtauschen; vertauschen; verwechseln
Engelsinterchange; change; exchange; switch
Esperantointerŝanĝi
Finsvaihtaa
Franséchanger
Katalaansintercanviar; permutar; trocar
Luxemburgswiesselen
Portugeescomutar; permutar; trocar
Saterfriesferbuutje; fertuuskje; ferwikselje; uumebuutje; uumetuuskje; uuttuuskje; uutwikselje
Spaanspermutar; trocar
Wes‐Friesútwikselje; wikselje