Informasie oor die woord wegrijden (Nederlands → Esperanto: forveturi)

Sinonieme: afrijden, uitlopen, uitvaren, wegvaren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋɛxrɛi̯də(n)/
Afbrekingweg·rij·den

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) rij weg, rijd weg(ik) reed weg
(jij) rijdt weg(jij) reed weg
(hij) rijdt weg(hij) reed weg
(wij) rijden weg(wij) reden weg
(jullie) rijden weg(jullie) reden weg
(gij) rijdt weg(gij) reedt weg
(zij) rijden weg(zij) reden weg
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) wegrijde(dat ik) wegrede
(dat jij) wegrijde(dat jij) wegrede
(dat hij) wegrijde(dat hij) wegrede
(dat wij) wegrijden(dat wij) wegreden
(dat jullie) wegrijden(dat jullie) wegreden
(dat gij) wegrijdet(dat gij) wegredet
(dat zij) wegrijden(dat zij) wegreden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
rij weg, rijd wegrijdt weg
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
wegrijdend, wegrijdende(zijn) weggereden

Voorbeelde van gebruik

Daarna ging hij in zijn auto zitten en reed weg.
De vierde inzittende was daarop met de wagen weer weggereden.

Vertalinge

Afrikaansvertrek
Deensafrejse
Duitsabfahren; abreisen
Engelsdrive away
Esperantoforveturi
Franspartir
Maleisberangkat
Poolswyjechać
Portugeesausentar‐se; partir
Saterfriesoufiere; ouraisje
Spaanssalir
Thaiออก