Informasie oor die woord bruken (Nederduits → Esperanto: uzi)

Sinonieme: gebruken, gebrüken

Woordsoortwerkwoord

Voorbeelde van gebruik

Wat bruukst du?

Vertalinge

Afrikaansgebruik
Deensbenytte; bruge; tilbringe
Duitsanwenden; benutzen; brauchen; gebrauchen; verwenden; verwerten; sich bedienen; einsetzen
Engelsmake use of; use
Esperantouzi; fari uzon de
Faroëesnýta
Finskäyttää
Fransappliquer; employer; se servir de; user de
Hongaarshasznál
Italiaansimpiegare; usare
Katalaansemprar; gastar per l’us; usar; utilitzar
Latynuti
Maleisgunakan; menggunakan
Nederlandsaanwenden; benutten; gebruiken; zich bedienen van; gebruik maken van; inzetten
Papiamentsusa; uza
Poolsużywać
Portugeesdespender; empregar; servir‐se de; usar
Roemeensfolosi
Russiesвладеть
Saterfriesanweende; benutsje; bruuke; ferweende
Skotsuise
Spaansemplear; hacer uso de; usar
Sweedsanvända; begagna; bruka
Thaiใช้
Turkskullanmak
Wes‐Friesbrûke; gebrûk meitsje fan
Yslandsbrúka; nota