Informatie over het woord impair (Engels → Esperanto: difekti)

Synoniemen: damage, injure, spoil, harm, hurt, mutilate, vitiate, break

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) impair(I) impaired
(thou) impairest(thou) impairedst
(he) impairs, impaireth(he) impaired
(we) impair(we) impaired
(you) impair(you) impaired
(they) impair(they) impaired
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) impair (I) impaired
(thou) impair(thou) impaired
(he) impair(he) impaired
(we) impair(we) impaired
(you) impair(you) impaired
(they) impair(they) impaired
Gebiedende wijs
impair
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
impairingimpaired

Vertalingen

Afrikaansbeskadig
Catalaansdeteriorar; espatllar; fer malbé; perjudicar
Deensbeskadige
Duitsbeeinträchtigen
Engels (Oudengels)wyrdan
Esperantodifekti
Faeröersoyðileggja; spilla
Finspilata
Fransabîmer; détériorer
Hongaarsmegrongál; rongál
Italiaansdanneggiare
Nederlandsbederven; beschadigen; havenen; stukmaken; toetakelen; kapotmaken
Portugeesarruinar; avariar; danificar; deteriorar; estragar
Saterfriesbeschäädigje; beseerje; beskäädigje; ferdierwe
Spaansechar a perder; estropear
Westerlauwers Friesskansearje; bedjerre; skeine