Informatie over het woord trot (Engels → Esperanto: troti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/tɹɒt/
Afbrekingtrot

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) trot(I) trotted
(thou) trottest(thou) trottedst
(he) trots, trotteth(he) trotted
(we) trot(we) trotted
(you) trot(you) trotted
(they) trot(they) trotted
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) trot (I) trotted
(thou) trot(thou) trotted
(he) trot(he) trotted
(we) trot(we) trotted
(you) trot(you) trotted
(they) trot(they) trotted
Gebiedende wijs
trot
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
trottingtrotted

Voorbeelden van gebruik

He trotted toward the broad stairs, wide enough for twenty men abreast, that led up to the men’s apartments.

Vertalingen

Afrikaansdraf
Catalaanstrotar
Duitstraben; trotten
Esperantotroti
Faeröersganga kvikliga; renna
Franstrotter
Nederlandsdraven
Portugeesandar a trote; trotar; trotear
Saterfriesdroawje; Trap loope; troawje
Spaanstrotar
Westerlauwers Friesdrave