Informasie oor die woord target (Engels → Esperanto: celi)

Sinonieme: mean, aim, aim at, aim for, be after

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈtɑːɡɪt/
Afbrekingtar·get
Shaw‐alfabet𐑑𐑸𐑜𐑦𐑑
Deseret‐alfabet𐐻𐐪𐑉𐑀𐐮𐐻

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(I) target(I) targeted
(thou) targetest(thou) targetedst
(he) targets, targeteth(he) targeted
(we) target(we) targeted
(you) target(you) targeted
(they) target(they) targeted
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(I) target (I) targeted
(thou) target(thou) targeted
(he) target(he) targeted
(we) target(we) targeted
(you) target(you) targeted
(they) target(they) targeted
Gebiedende wys
target
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
targetingtargeted

Voorbeelde van gebruik

This book is targeted at new programmers and those migrating from VB6 or from non‐object‐oriented languages.

Vertalinge

Afrikaansteiken; mik vir
Deenssigte
Duitsabsehen; bezwecken; trachten nach; zielen; anvisieren; visieren; aufs Korn nehmen; abzielen auf; hinzielen auf; hinauswollen auf; es abgesehen haben auf; streben nach
Esperantoceli
Fransavoir pour but; viser
Katalaansapuntar; aspirar a
Luxemburgsmengen
Nederduitsmeynen; bedolen
Nederlandsbedoelen; doelen; het gemunt hebben op; het voorzien hebben op; menen
Papiamentsintenshoná
Portugeesapontar; mirar; tender; ter em vista; ter por fim; visar a
Saterfriesousjo; trachtje ätter
Spaansapuntar a; aspirar a; querer decir