Informatie over het woord November (Duits → Esperanto: novembro)

Synoniemen: Neblung, Nebelung, Nebelmond, Nebelmonat, Herbstmond, Herbstmonat, Obstpflückmond, Obstpflückmonat, Windmond, Windmonat, Nebeling

Uitspraak/noˈvɛmbər/
AfbrekingNo·vem·ber
Woordsoortzelfstandig naamwoord
Geslachtmanlijk

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
NominatiefNovember
GenitiefNovembers
DatiefNovember
AccusatiefNovember

Voorbeelden van gebruik

Der November kam und mit ihm der rauhe Wind.
E. sitzt seit November 2020 in Untersuchungshaft.

Vertalingen

AfrikaansNovember
Albaneesnëntor
Catalaansnovembre
Deensnovember
EngelsNovember
Esperantonovembro
Faeröersnovember
Finsmarraskuu
Fransnovembre
GrieksΝοέμβρης; Νοέμβριος
IJslandsnóvember
Italiaansnovembre
Jamaicaans CreoolsNovemba
LuxemburgsNovember
Maleisbulan November; Nopember; November
Nederduitsnovember; novembermånd; neavelmånd
Nederlandsnovember
Noorsnovember
Papiamentsnovèmber
Poolslistopad
PortugeesNovembro
Roemeensnoiembrie
SaterfriesNovember
SchotsNovember
Schots-Gaelischan t‐Samhainn
Spaansnoviembre
SwahiliNovemba
Thaisพฤศจิกายน
Tsjechischlistopad
Turkskasım
WelsTachwedd
Westerlauwers Friesnovimber; slachtmoanne
Zweedsnovember