Informatie over het woord kennen (Duits → Esperanto: koni)

Uitspraak/ˈkɛnən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) kenne(ich) kannte
(du) kennst(du) kanntest
(er) kennt(er) kannte
(wir) kennen(wir) kannten
(ihr) kennt(ihr) kanntet
(sie) kennen(sie) kannten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) kenne(ich) kennte
(du) kennest(du) kenntest
(er) kenne(er) kennte
(wir) kennen(wir) kennten
(ihr) kennet(ihr) kenntet
(sie) kennen(sie) kennten
Gebiedende wijs
(du) kenne
(ihr) kennt
kennen Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
kennend(haben) gekannt

Vertalingen

Afrikaansken
Albaneesdi
Catalaansconèixer
Deenskende
Engelsknow
Engels (Oudengels)gecnawan
Esperantokoni
Faeröerskenna
Finstuntea
Fransconnaître
IJslandsþekkja
Italiaansconoscere
Jamaicaans Creoolsnuo
Jiddischקענען
Maleiskenal
Nederduitskennen
Nederlandsbekend zijn met; kennen
Noorskjenne
Papiamentskonosé
Poolsznać
Portugeesconhecer; saber
Roemeenscunoaște; ști
Russischзнать
Saterfrieskanne
Spaansconocer
Sranansabi
Swahili‐jua
Tsjechischznát
Turkstanımak
Westerlauwers Frieskenne
Zweedskänna