Informatie over het woord vergangen (Duits → Esperanto: pasinta)

Synoniem: vorig

Uitspraak/fɛrˈɡaŋən/
Afbrekingver·gan·gen
Woordsoortbijvoeglijk naamwoord

Voorbeelden van gebruik

Der Fachkräftemangel in IT‐Berufen hat im vergangenen Jahr in Deutschland ein neues Rekordniveau erreicht.

Vertalingen

Afrikaansafgelope; verlede
Deensforbigangen
Engelspast
Esperantopasinta
Faeröersfarin; liðin; seinastur
Franspassé
Italiaanspassato
Nederlandsafgelopen; laatstleden; verleden; verschenen; vervlogen; voorbij; over; achter de rug
Papiamentspasá
Portugeespassado
Saterfriesfoarich
Spaanspasada
Zweedsförgången